Couleur Locale en kunst in de Schouwvegersstraat.
COULEUR
Zijn beroemdste boek is nog onlangs voor de zoveelste keer succesvol verfilmd, eens niet in het Engels. Alexandre Dumas, je weet wel van de 3 musketiers met 4, was een ‘couleur café’. ‘Café au lait’ of niet, in ieder geval een Franse virtuoos met al dan niet koosjer koosnaampje van toen. Door zijn zo verdomd goede pen kon hij erin slagen fysiek te verdwijnen achter stapels gretig gelezen boeken. Hij sjoemelde nogal gul met feiten en geschiedenis, zo efficiënt furore makend dat Kardinaal Richelieu, eerste minister van Lodewijk XIII, van bad ass tot inslecht hoofd van een bende moordenaars promoveerde. In de realiteit was het een geniaal politicus die de Franse koning veel kopzorgen bespaarde, daarin soms heel drastisch meedogenloos ver ging, maar ook ijdel genoeg was om als tussendoortje zijn eigen stad uit de grond te laten rijzen. Richelieu (rijkbedeelde plaats) bleek wolkenmeter én geheid ‘spokes’chief én wegbereider voor de opvolging, de Zonnekoning op kop. Die ‘Roi Soleil’ verschoof Vlaanderens zuidgrens van het begin van het Somme-land naar de Schreve, de huidige grens van het Belgiekske in Vlaanderen. De Moeren achter de IJzer werden aan de andere kant Les Moëres. ‘Gauw Zeg’. Dat gebruiken ze nog in hun Frans in die aan Frankrijk verloren streek, toen deels Vlaams- en deels Franstalig. ‘Auw Zeg’. Om maar te illustreren dat ‘allen voor één en één voor allen’-vendelgezwaai best mag gelardeerd worden met het laudanum van de ironie, volgorde incluis. Geen kat gebruikt nog die drug, zeg je. Crack juist.
ALLE GOZERS OP EEN RIJ
Alle gozers van hierboven waren gek op draverige uitspraken en leuzen. Er was concurrentie met bijnamen. Die doofden volledig uit in onze Nineties. Ze werden vervangen door voornamen. De lap ging eraf. Gedaan met Schouwvegers of nabestaande allooi dat deed denken aan zwarte handen van rookafvoeren of kachels, dito buizen en ander smissestaal, en niet te vergeten sloten bij de vleet. Ze bleven in diaspora overal in de stad komen en zouden nog altijd een eigen besloten roddelkrant aankunnen, onder zichzelf wel te verstaan : small-talk-en-petit-comité́. Maar de toemaat van ‘no chains’ dat het zwarte vegenzweet van eertijds sierde, blijft toch nog in de kleren hangen, of beter binnenschedels. Geen zichtbare roetkoppen meer, maar niet te min Schouwvegers. Want de dreiging van maar een achterafstraatje – “après tout, ce n’est que la Schouwvagersstrat” – van decennia terug is niet weg, getuige recent sluikstorten en de staat van het wegdek. De opdracht van St-Lukas A2 om kunstenaar Klaas Vanderlinden in schouwvegerszwart verloren charmes van een nog niet zolang vervagend Gent te laten schilderen op de lange turnzaalmuur in de straat, is een opsteker. De overdaad aan barslechte graffiti waren een doorn in het oog. De Klaas van dienst scheerde al in de Wellingstraat een zijgevel met een trein die oorspronkelijk doorheen het station van Montmartre op de straatstenen van Parijs donderde. Een profetie omtrent de hoogmoed van projectontwikkelaars op de loer, en dit vanwege een St-Lucasstudent ?
“Eens een Schouwveger, altijd een Schouwveger”, blijkt als leuze dan weer meer ruggensteun te hebben gekregen dan ooit gedacht, en dat uit meer dan één onverwachte hoek, gezien een verleden dat een liefde-haat periode gekend heeft. Alleen bouwsels hebben nog perioden met een bijnaam : ‘de smisse’, ‘het glazen huis’ (20) ‘t ‘Vergeten Straat-huis’ (19), ‘de Beeldekens’ (10) , ‘de Rode Poort’ (6)… De rest is geschiedenis, couleur locale. En helen is een proces, soms van lange adem.
DEINEN OP GOLVEN (IK WORSTEL EN KOM BOVEN…)
De straatwerking van de Schouwvegersstraat, gestart in 1984, besefte de ernst van die leuze pas later. Op aanbrengen van Paul Vangele, een hurende bewoner, werd een BBQ in de straat overwogen, waarop ieder die te maken had met de straat zou uitgenodigd worden. Het bleek een schot in de roos. De paar grimmigaards die ostentatief met een njet riposteerden, werden de risee van de straat. Het was magisch, dat jaar 1991, de laatste zaterdag van augustus. Heel wat schragen, kepers en vezelplaten (rap weg te halen) werden opgesteld in een lange rij, links en rechts van Schouwvegersstraat 19, dat tijdelijk het Vergeten-Straat-huis werd met een keuken-café́. Meteen ook een kleine hulde aan Louis-Paul Boon. Zijn roman ‘Vergeten straat’ (1946) zou hier nog een keer de kop opsteken met een vitrine van rode stalen kippen in een buitenkader van stickers voor de filmadaptatie door cineast Luc Pien (1999). Na de opkuis tegen het ochtendgloren ging nog een laatste pint binnenboord in de Hotsy Totsy op de nabije Hoogstraat, hoek Oude Houtlei, waar een andere letterengodheid, Hugo Claus, af en toe met zijn broers een kaartje kwam leggen. Een paar huizen verder zit de Torrepoortsteeg die oorspronkelijk uitkwam in de Schouwvegersstraat (zie ill.). Tussen dit ‘vrijerssteegje’ en de Schouwvegersstraat, beide sinds mensengeheugenis met ‘beperkte toegang’, bestond nog in1984 een verbinding over privédomein naar de ‘Rode Poort-‘ingang. Er werd eventjes gedroomd van één keer per jaar de twee weer in elkaar te laten lopen met de BBQ, maar dat was te hoog gegrepen, te moede obstakels. Het metaalbedrijf dat vroeger op nr 20 gevestigd was had ook zo’n liaison dangereuse, een gevaarlijke link tussen de twee. Maar daar profiteerden alleen katten en ratten van volgens de krijsende geluiden in de nacht, een afwisseling evenwel met het gehamer en geslijp tijdens de werkuren. Voor de industrialisatie het overnam moet het hier gezellig rustig zijn geweest, de Schouwvegersstraat zo tussen de tuinen in van het oudere begijnen-Poortackere en die van het verdwenen Klooster van Galilea vanop de Hoogstraat. De “boerkes” kwamen naar de stad op zoek naar werk. Er was ‘huisvesting’ nodig. De tuinen werden in percelen grotendeels voor geld geruild. Galilea ging onder de slopershamer en de Gentse neogotiekbaronnen staken wat later veel in een nieuw kleed. De oudste Schouwvegers herinneren nog dat bewoners van de achterhuizen van nr 19, 21, 23 doorgaans ”de boerkes’ werden genoemd. Toen de vierkantige schoorsteen, opgegeven arm van de industrie (nog twee bouwlagen hoog bewaard) tussen de twee in opdook in 1837 – 38, was dat een zichzelf voorspellende profetie. Meer Rookkolommen en roet veroverden Gent. Bij de rijken moest dan wat danig meer afgewassen worden en bleken van de was moest in de meest windgunstige periferie gebeuren. Gevels kuisen werd alsnog een bijberoep van de schilders en stukadoors. Het schoorsteenvegen boomde. De vraag naar kacheltjes ook, want een haard neemt meer plaats in. Plaats ging de gang op van duurder naar duurder, hoe beloken dat vandaag ook klinkt. Dit luik van geschiedenis komt in golven, zou Prof. Em. Gaus later gaan aanwijzen. Deinen doet het in ieder geval wel.
Vier maal ging de BBQ tot nu toe niet door : 2x door koud buienweer, 2x door covid.
De formule is nog altijd dezelfde. Je bent Schouwveger van nu of vroeger èn je mag ook je vrienden uitnodigen. Vlees en drank breng je mee naar eigen goesting èn niet te vergeten een slaatje of andere groente om te delen met je buren. Er is bakmateriaal. En een vrijwilliger die je gerust een handje mag toesteken. Plaats van gebeuren is al enkele jaren de koer van de St-Lucas Academie op de Oude Houtlei. Elk jaar is er wel een buitenlandse gast geweest, uit Duitsland, Frankrijk, Nederland, Spanje, Polen, Hongarije en Amerika, of groeten van Deep Down Under, Australië̈, ook van straatlopers van hier.
ZUURSTOF
De plaats is wel niet meer dezelfde? Dat is het gevolg van een waarschuwing van de overheid, verstrengde stedelijke veiligheidsmaatregelen voor het gebruik van publiek domein, en het aureool van drukste fietsstraat. Momenteel kijk je op een rijmat met een snoer van vlakputten, hobbels en kleine zinkgatbeloften. De charme van fysiek straattafelen moest wijken en de Opkikker van het Vergeten-Straat-huis werd verleden tijd. Het groene langwerpige kamerbrede bord met het Opschrift ‘Opkikkertje’, eindigend op een grote tevreden glimlachende kikker, was het werk van Schouwveger en kunstschilder Gaston Braeckman (aka Gaston Renault Lafite), zeg maar Gentenaar van het licht anarchistische soort. Hij ontwierp ook het duet op geëmailleerd staal, het ‘Zakdoekmeisje’, van de instelling voor geplaatste jeugd te Beernem, een productie van twee deuren groot door vzw Vereniging voor Kulturele Milieuzorg i.s.m. Emaillerie Belge, Brussel, zelf uitermate bekend bij collectioneurs van geëmailleerde reclameborden. Artistieke en licht anarchistische vluchtelingen uit andere wijken van en streken rond Gent (zoals het Patershol, cfr “De muren weten ervan”, 1998, publicaties van Het Huys van Alijn) zijn de Papegaywijk al historisch lang niet vreemd. Een prachtig bewijs is nog altijd de cataloog van “Straatlopers” met werk van kunstenaars uit de wijk die Walter Dewilde in 1997 vanuit Twaalfkameren meesterlijk wist op te dienen (nog enkele exemplaren verkrijgbaar). Cfr foto’s. Alleen het werk van J Desmet (+) is nog aanwezig in de wijk (Lieven De Winnestraat, tegen de Coupure aan). De mix met de kunstscholenbevolking blijft een bron van zuurstof. Dat verklaart ook het succes van ‘Linkeroever’ en de Boekenmarkt. En al bij al is wonen hier goed. Op je hoede blijven kan zeker geen kwaad. Cfr foto met taboeret. Wat goed in zich heeft wordt vroeg of laat belaagd, zelfs belegerd. Dat alles vieren de Schouwvegers met hun barbecue. Niet meer, niet minder.
Post Scriptum : O, ja, ratten hebben we nog altijd in de Schouwvegerstraat.
Een Schouwveger. [tekst en foto’s: Jarm Depuydt]
“Water” en “Toorn” zijn twee werken met materiaal uit het voormalig metaalbedrijf Ferronnerie Reichardt, nr 20, dat in 1913 verhuisde van de Holstraat naar de Schouwvegerstraat. De zelfgemaakte koelvaten werden gered in een assemblage en uit lasslakken werd een vlamvormig beeldje gebeiteld